Zoeken en vinden


Welbeschouwd/ Miranda ten Wolde

Als soldaat in den vreemde kun je schokkende dingen zien of meemaken. Een legerpredikant helpt militairen met hun ervaringen en hun vragen over het leven en het geloof. Intensief gaat in gesprek met legerpredikant Erik Asscher.

“Als legerpredikant sta je eigenlijk met één been in de groep militairen. Je dolt met ze, maar je bent er ook als ze ergens over willen praten”, zegt Erik Asscher (51). Hij draagt een uniform, maar echt militair is hij niet. “Ze moeten je als buitenstaander toch een plek geven in de legerhiërarchie en omdat je net zoveel verdient als een majoor, krijg je drie strepen op je pak.” Asscher doet momenteel aan de Protestantse Theologische Universiteit promotieonderzoek naar de hedendaagse rol van legerpredikanten, nu er aan de ene kant in het leger grote verschuivingen hebben plaatsgevonden, zoals de bezuinigingen, en aan de andere kant de ontkerkelijking een toeneemt. Zelf is hij ook legerpredikant bij Defensie en ging hij in 2000 en 2001 mee op uitzending naar Italië, toen Nederlandse straaljagers vanaf daar op voormalig Joegoslavië vlogen.


Een dominee in het leger doet eigenlijk precies hetzelfde als een gewone dominee, meent Asscher. “Je hebt een legeronderdeel en dat is eigenlijk je gemeente. Met die mensen probeer je een vertrouwensband op te bouwen, zodat ze weten dat ze bij je terecht kunnen als ze willen praten.” Hoe dat dan precies in het leger gaat? “Je moet ze eerst leren kennen en op een gegeven moment merk je dat ze je gaan accepteren. Als ze dan vragen of je mee wilt op training, dan moet je dat gewoon doen. Zo hebben ze mij wel eens laten navigeren bij de luchtmacht. Dat kon ik helemaal niet, en daar hebben de jongens dan weer een hoop lol om gehad. Lekker de dominee laten verdwalen op de heide. Ik kan dat wel hebben, ik vind dat erg leuk. En het schept een band.”


Maar het is niet alleen maar gekkigheid. De dominee moet altijd klaar staan voor zijn onderdeel. “Als de jongens om zes uur de poort uitgaan, dan moet je erbij staan als ze de voertuigen gereed maken. Soms ga je zelfs mee buiten de basis.” Officieel is besloten dat legerpredikanten geen wapens mogen dragen. Een omstreden beslissing, want een geestelijk verzorger kan zich bij een aanval niet verdedigen. “Toch ga je mee, om je goede wil te tonen. Dat is belangrijk voor de vertrouwensband.” Want uiteindelijk gaat het erom dat de militairen weten dat ze bij de geestelijk verzorger terecht kunnen voor een goed gesprek. “Dat er iemand is bij wie het niet alleen over schuine moppen gaat. Vaak komen militairen bij mij met vragen over alledaagse dingen, bijvoorbeeld over een boek dat ze lezen. Maar het is ook wel eens voorgekomen dat ik om twee uur ’s nachts uit bed werd gehaald omdat iemands vriendin het per sms had uitgemaakt en hij daarover zijn hart wilde luchten. En er zijn natuurlijk nog veel heftiger verhalen. Het is het ergste wanneer een van de soldaten overlijdt. Dan moet je als geestelijk verzorger ook steun kunnen bieden”, vertelt Asscher.


Dat is voor de legerpredikant niet altijd gemakkelijk. “Voor mijn onderzoek heb ik legerpredikanten geïnterviewd die mee waren geweest naar oorlogssituaties. Zij hebben daar hulp geboden aan militairen, die soms vreselijke dingen hadden meegemaakt. Bij sommige van die geestelijk verzorgers is daardoor een secundaire traumatische ervaring ontstaan: zij zien dan voor zich hoe de militairen met wie ze spraken, bijvoorbeeld afgehakte ledematen hebben gezien. Dat was tijdens de interviews emotioneel voor hen. Nu is er gelukkig wel een soort buddysysteem, waarbij aan iedere geestelijk verzorger een andere is gekoppeld, zodat je met elkaar kunt praten over de verhalen die je tegenkomt.”


Het verhaal van de legerpredikant kent ook een politiek-filosofische dimensie. “Aan de ene kant leven we in een vreedzame democratie. Maar de Nederlandse overheid zet met het leger geweld in om de rechtsstaat te beschermen. De soldaten leggen een militaire eed af, waarmee ze zeggen alles te doen waartoe de overheid hen opdracht geeft. Dat levert een grondspanning op die altijd aanwezig is in het werk.” Dat kan zich uiten in onbegrip, eenzaamheid en machteloosheid. “Militairen zien veel nare dingen. Kinderen worden misbruikt, vrouwen worden tegen de grond geslagen en krijgen dan nog een trap na. Dan willen ze het liefst ertussen springen, maar dat mag niet volgens de regels die ze van de politiek moeten opvolgen. Ze hebben dan het gevoel dat ze eindelijk iets kunnen doen tegen onrecht, maar dat het niet mag. Het is belangrijk dat ze inzicht krijgen in hun gevoelens en daarbij speelt de legerpredikant een belangrijke rol.”


De legerpredikant is er niet alleen voor individuele gesprekken. Tijdens uitzendingen worden ook kerkdiensten gehouden. “Maar dat gaat toch heel anders dan thuis. Veel jongens en meiden die meegaan zijn niet gelovig. Toch zijn er veel die wel op zoek zijn naar religie. Ze zijn in een ver, vreemd land met een andere cultuur en ze komen vaak in situaties waar ze moeite mee hebben. Dan kan religie helpen.” Hoe ziet zo’n dienst er dan uit? “Het is soms lastig, want niet iedereen kent de vaste rituelen en symbolen van het christendom. Het is een uitdaging voor de legerpredikant om het zo te kunnen uitleggen dat iedereen het begrijpt en iedereen er iets zinvols uit haalt. Het idee van licht brengen in het duister met een kaars, is iets wat ook mensen die niet christelijk zijn opgevoed kunnen begrijpen en waarderen.” De militairen vullen de diensten ook grotendeels zelf in. “Zo kende ik een soldaat, een vrouw, die in de groep best timide was. Ze had er last van dat ze een van de weinige vrouwen was, want in een grote groep mannen werd ze toch duidelijk anders bekeken. Zij schreef elke week een lang gedicht voor de dienst, daar had ze veel aan.”


Verandert het geloof van een dominee ook door zijn ervaringen met militairen? “Jazeker. Bij mezelf zie ik dat heel sterk. Mijn geloof in God is niet minder sterk geworden, maar het is niet traditioneel meer. Doordat ik het telkens heb moeten uitleggen aan niet- en andersgelovigen, hecht ik minder waarde aan de oude Godsbeelden. Als je voor je geloof afhankelijk wordt van bepaalde formuleringen, dan wordt het doods. Je moet hetzelfde ook met andere woorden kunnen zeggen. God is geen smartphone die je even uit je binnenzak haalt.”