Gewend aan oorlog


Tekst | Nienke Smit


Na de verwoestende oorlog in Zuid-Libanon zijn de Libanezen hard bezig om met trucks, bulldozers, vrachtwagens en kruiwagens de troep van de oorlog op te ruimen en het land weer op te bouwen. Nienke Smit was tijdens en na de oorlog in Libanon en doet verslag. “Leven in Libanon lijkt te bestaan uit de acceptatie dat oorlog bij het leven hoort”.

Half juni vertrok ik naar Beirut, de hoofdstad van Libanon, om daar voor mijn opleiding een onderzoek te gaan doen. Ik was al een aantal keren buiten Europa geweest, maar dit werd de eerste keer dat ik naar het Midden-Oosten ging. In Nederland vroegen mensen mij vaak of het niet gevaarlijk was om er naar toe te gaan, maar Libanon leek in dat gebied juist het meest veilige land te zijn.

De eerste vier weken waren boeiende, gezellige en ook indrukwekkende weken. De mensen in Libanon zijn enorm gastvrij en heel trots op hun land. Dat maakte het makkelijk om kennis te maken met de mensen, het land en de cultuur. In de eerste weken is er geen moment geweest dat ik mij onveilig voelde.

Dit veranderde toen ik voor mijn onderzoek een afspraak in Saida had, een stad in Zuid-Libanon. Het was een vrij belangrijke afspraak, en ik was nog niet eerder in Saida geweest. Helaas, hoewel ik zelden ziek ben, werd ik die ochtend ziek wakker, en moest ik de afspraak afzeggen. Aan het eind van diezelfde ochtend hoorde ik op het nieuws dat Hizbullah twee Israëlische soldaten gevangen had genomen. Ik wist dat er wel vaker spanningen waren in het zuiden, en nam deze gevangenneming niet heel serieus. Totdat ik ‘s avonds hoorde dat er in en rond Saida gebombardeerd was, de stad waar ik op dat moment had moeten zijn…!

Het is onvoorstelbaar hoe snel en totaal onverwacht een oorlog uit kan breken. ‘s Ochtends was er niets aan de hand, ‘s middags waren er bombardementen in Zuid-Libanon, en ‘s nachts werd het vliegveld in Beirut gebombardeerd. Het was duidelijk dat ik Libanon niet meer uit kon komen: het vliegveld was gebombardeerd en de hoofdweg naar Damascus (Syrie) zou ook snel gebombardeerd worden.


Ik was terecht gekomen in een oorlog. De hele dag en de hele nacht door hoorde ik vliegtuigen, straaljagers, bommen, raketten en schoten. Die geluiden, het trillen van het gebouw waar ik woonde als er een bom neerkwam, de rook die je in de verte ziet, die ervaringen gaan door merg en been en zijn niet te beschrijven.

Er was mij verteld dat de plek waar ik woonde veilig was: Israël zou alleen Zuid-Beirut aanvallen. Maar toen ik ‘s nachts voor het eerst bommen hoorde, die klonken alsof het huis van de buren gebombardeerd werd, geloofde ik dat niet meer. “Hoe kunnen ze hier weten dat Israël echt alleen het zuiden gaat bombarderen? Kan Israel niet een andere strategie hebben bedacht? En hoe kunnen ze zo precies mikken?” Pas toen die ochtend bleek dat daadwerkelijk alleen het zuiden was gebombardeerd begon ik het te geloven: “misschien ben ik dan toch (relatief) veilig”. Ik werd rustiger, en begon te geloven dat er echt een strategie was.

Het leven op straat veranderde binnen een paar dagen: de anders zo chaotische en drukke stad raakte leeg, mensen vluchtten het land uit of trokken naar de bergen, winkels gingen dicht, benzine raakte snel op en het werd stil op straat. De mensen die wel in Beirut bleven, verontschuldigden zich naar de buitenlanders toe: “sorry dat je dit mee moet maken”, of “wat jammer, Libanon is echt een mooi land, en nu zul je dat nooit merken”.

Andere mensen maakte er grappen over, en riepen joviaal: “welkom in de oorlog!!” Zelden zag ik paniek bij de Libanezen. Langzaam begon ik te wennen aan de situatie, aan de geluiden van de bommen en het schieten. ‘s Nachts sliep ik amper, elke keer als ik bijna sliep ging er een bom af waardoor ik weer klaarwakker was. Soms dacht ik zelfs: “kunnen jullie niet even stil zijn, zodat ik kan slapen!” Ik woonde op een campus met allemaal internationale studenten. Doordat het te gevaarlijk was om van de campus te gaan, zaten we elke avond buiten biertjes te drinken. Hoe bizar het ook klinkt, het was vaak gewoon gezellig, terwijl we twee tot drie kilometer van ons vandaan de bommen hoorden afgaan.

Na zes dagen, die zeker een maand leken, kreeg ik bericht van de Nederlandse ambassade dat ik terug naar Nederland kon. Met de Nederlandse vlag voor-, achter- en bovenop de bus zodat Israeliërs konden zien dat we Nederlanders waren, zijn we naar Syrië gereden, om van daaruit naar Nederland te vliegen. Al snel nadat ik terug was in Nederland wist ik dat ik, zodra het veilig genoeg zou zijn, weer terug wilde om mijn stage daar te doen.

Helaas leek het erop dat het niet zou kunnen. Ik had het idee uit mijn hoofd gezet, en zou een sollicitatiegesprek hebben voor een stageplek in Macedonië. De dag voor dat gesprek kreeg ik een mail uit Beirut vanuit een NGO [Non Gouvernementele Organisatie – red.] die mij vroeg mijn stage daar te komen doen. Binnen een dag had ik uitgezocht wat de risico’s en de mogelijkheden zouden zijn, en besloot ik terug te gaan. Twee weken later was ik terug in Beirut.

Ik ben heel blij om weer terug te zijn! In de wijk waar ik woon is niet veel te merken van de afgelopen oorlog, het leven is er weer als voor die tijd. Het enige zichtbare in grote delen van de stad is dat er overal pamfletten hangen met foto’s van Nasrallah, de leider van Hizbullah, en dat er meer auto’s rijden van verschillende hulporganisaties. Vrijwel elke brug is gebombardeerd. In de dorpjes in Zuid-Libanon staat vrijwel geen enkel huis meer overeind.

Overal liggen stenen en gruis van de gebombardeerde huizen. De stank van de gebruikte fosforbommen is enorm, mijn ogen prikken als ik langs de huizen loop die daarmee gebombardeerd zijn. Ook de wijken in Zuid-Beirut zijn niet te beschrijven. De beelden kende ik van de tv en de krant, maar om ergens te staan met voor je, naast je, achter je en zelfs onder je gebombardeerde gebouwen, dat is heel onwerkelijk. Dit is dus wat mensen elkaar in een maand tijd aan kunnen doen, en dan heb ik het alleen nog maar over de materiële schade.

Met veel bewondering kijk ik echter naar de Libanezen die met trucks, bulldozers, vrachtwagens en kruiwagens heel hard bezig zijn om de troep zo snel mogelijk op te ruimen, en het land weer op te bouwen. Dit is ook de manier waarop de mensen hier over de oorlog praten: ze zitten niet bij de pakken neer, ze pakken aan, ruimen op, en gaan verder met hun leven.

Naar hun eigen zeggen: “We zijn er aan gewend, dit soort dingen gebeurt hier om de zoveel jaar”. Als ik vraag of ze niet boos zijn, boos op Israël, boos op Amerika, boos op de wereld, halen velen hun schouders op. “Ach, we weten dat we van de internationale gemeenschap niet veel kunnen verwachten, en we kennen Israël inmiddels wel.

We moeten hier ons eigen leven leven”. Hier tegenover staat dat de aanhang van Hizbullah enorm gegroeid is, en dat veel mensen mij vertellen dat zij de eersten zullen zijn om hun wapens weer op te pakken als Hizbullah-leider Nasrallah dat vraagt. Dit lijkt het leven in Libanon te zijn, acceptatie dat oorlog bij het leven hoort. Zo geaccepteerd dat ik tijdens de oorlog amper paniek heb gezien, en dat mensen na de oorlog weer zo snel mogelijk hun normale leven proberen op te pakken.

Voor mij was het een absurde en totaal onverwachte ervaring om hierin verzeild te raken, maar voor de mensen hier is het hun land, zijn het hun bruggen, hun huizen, hun familieleden Terwijl ik weg kon gaan, en terwijl ik vrijwillig kon besluiten om weer terug te gaan, hebben zij geen keus.

Dat de mensen hier zo kalm bleven en de dagelijkse bezigheden gelijk weer oppakken, laat zien hoe sterk ze zijn, maar illustreert ook hoe verschrikkelijk het is dat mensen hieraan kunnen wennen, dat mensen hieraan moeten wennen, en zelfs precies weten hoe ze moeten handelen.

De mensen hier verzekeren mij dat er binnen vijf jaar weer een nieuwe oorlog zal zijn, met nieuwe vernietigingen, nieuwe trauma’s, nieuwe doden. Toch heb ik zelden mensen ontmoet die zo trots zijn op hun land, die zo gastvrij zijn, die mij overal mee naar toe nemen om vooral de mooie dingen van het land te laten zien. Met zulke mooie mensen moet het toch mogelijk zijn dat het conflict in het Midden-Oosten ooit tot een einde komt?